
De Oerbliuwers
Alles is weg, één grote lege akker. Een agrarisch industriegebied van heb-ik-jou-daar. Geen gezeik, geen actiegroepen, geen krimpgebieden meer. De bestuurders krijgen zoveel pluche om op te zitten als ze maar willen. Alle vervelende zaken zijn in één klap van tafel. Maar wat moet De Harkema hiermee? Al eens eerder hebben de bestuurders, in 1956 met een uitsterf-constructie, geprobeerd om het dorp te laten verdwijnen. In De Harkema zijn ze daarom voorbereid. Onder leiding van Moai Aal verlaat nog voor de grote opruiming een groep van zo’n veertig Harrekieten, ‘De Oerbliuwers,’ het dorp. Dit gebeurt in het geheim, met paard en wagen, kippen, varkens, koeien, aardappelen, zaaigoed en al het gereedschap, zoals schoppen en zeisen. De complete erfenis van grootouders verhuist naar het verlaten natuurgebied onder Lauwersoog. Net als bij de pioniers 150 jaar geleden in Amerika, ontstaat er zo in het Lauwersmeer gebied een nederzetting. Moai Aal inspireert en bestuurt de inwoners van ‘Nij Harkema’ met vaart en flair.
Een agrarische cultuur, waar geen gif, geen antibiotica, geen mestoverschot, geen fosfaat en wat al niet meer, gebruikt wordt. Alles zoals de aarde het ons gegeven heeft. Omdat de drainage dichtgeslibd is en het grondwater weer voor modder en slib zorgt, vestigen alle vogels die zijn weggegaan zich er opnieuw. Een eerste zakenman vaart met een schip vol kievietseieren uit de verlaten havens naar Amsterdam. Dit in een tijd waarin de Amsterdamse middenstand grote behoefte heeft aan al het goede en eerlijke dat de aarde kan geven. ‘De Oerbliuwers’ krijgen in de gaten dat alles dat in ‘Nij Harkema’ is verbouwd, geslacht of bedacht is, gouden handel in de Randstad is!
En dit is waar het verhaal begint. Er zijn kapers op de kust. Er is onrust in de samenleving van ‘De Oerbliuwers’ en steeds vaker komen er wetenschappers en reizigers die nieuwsgierig zijn. De samenleving onder leiding van Moai Aal komt onder druk te staan. ‘Nij Harkema’ waarin vrouwen en een vrouwelijke cultuur domineren, raakt verstoord, ondanks de weelde die de handel brengt.
Blijven ‘De Oerbliuwers’ wel bestaan